Clusius

TulpencultuurCarolus Clusius

Wist u dat de allereerste Nederlandse tulpen in Leiden groeiden? Hoogleraar plantkunde Carolus Clusius (1526 – 1609) kweekte ze in de Hortus botanicus. De bloemen waren afkomstig uit Turkije (met een omweg via Wenen) en Clusius kweekte uit die exemplaren vele nieuwe varianten, sommige zelfs met vlammen en strepen.

Carolus Clusius

Clusius introduceerde niet alleen de tulp in Nederland. Voor zijn onderzoek importeerde hij ook boterbloem, anemoon, iris, narcis, paardenkastanje, snijboon, schorseneer, jasmijn, tomaat, tabak en maïs. Enorm veel planten die we tegenwoordig beschouwen als de normaalste zaak van de wereld, maakten dus hun Nederlandse debuut dankzij Clusius. Bovendien verspreidde hij de aardappel in Europa.

Met zijn onderzoek legde Clusius de basis voor de Nederlandse bollenteelt en tulpenveredeling, twee vakgebieden waarin Nederland nog altijd voorop loopt. Denk de volgende keer dat je met trein, auto of fiets langs een kleurig beplante akker vol prachtige bloemen komt, dus vooral even terug aan de bijzondere carrière van deze Leidse ontdekker.

Bewogen carrière

Zijn plantkundige monnikenwerk in Leiden vormde voor Clusius het slot van een veelbewogen carrière. Carolus Clusius heette eigenlijk Charles de l'Écluse en werd in 1526 in de tegenwoordig Franse plaats Arras (destijds het Vlaamse Atrecht) geboren. Hij bestudeerde in zijn leven veel onderwerpen en sprak acht talen, maar in de plantenkunde wist hij zich echt te onderscheiden.

Clusius begon zijn carrière in Parijs, nam deel aan botanische expedities in Spanje, Portugal, Vlaanderen en Engeland en werd vervolgens in 1573 hofbotanicus in Wenen. Daar bestudeerde hij de planten die groeiden in de Alpen. Hijwerd daarbij gesteund door de toenmalige aartshertog van Oostenrijk, keizer Maximilian II.

Daarna ging Clusius aan de slag als vertaler in Frankfurt am Main, maar in 1593 haalde het universiteitsbestuur hem naar Leiden waar hij hoogleraar plantkunde werd en directeur van de Hortus botanicus Leiden.

Hortus botanicus

Met zijn werk in Leiden werd Clusius wereldberoemd. Een van de manieren waarop Clusius aan zijn nieuwe plantensoorten kwam was met behulp van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Hij zorgde ervoor dat de schepen van de VOC planten en zaden meenamen van de verre tochten die zij maakten naar Oost-Indië en Zuid Afrika.

Toen Clusius begon als directeur van de Hortus botanicus kende de universiteitstuin al meer dan duizend verschillende planten. Clusius onderzocht in zijn tijd daar niet alleen die planten, maar verdiepte zich ook in paddenstoelen en schimmels.

Zijn pionierswerk leverde Clusius naast bekendheid ook eeuwige roem op doordat zijn naam inmiddels vereeuwigd is in de officiële benamingen van verschillende plantensoorten. Zo draagt het rozerood bloemende plantje Primula clusiana bijvoorbeeld zijn naam.

De basis die Clusius legde, maakte van de Leidse Hortus botanicus een prestigieuze onderzoekstuin. Later zouden andere beroemde Leidse onderzoekers zoals Herman Boerhaave (eind 17e, begin 18e eeuw) en Philipp Franz von Siebold (begin 19e eeuw) de Leidse Hortus verder uitbreiden. Ook de beroemde Zweedse bioloog Linneaus bezocht tussen 1735 en 1737 regelmatig de Leidse Hortus.

Gouden regen

In 1609 overleed Carolus Clusius. Zijn grafsteen ligt nog altijd in Leiden, in de Pieterskerk. Dat is echter niet het enige fysieke overblijfsel van de beroemde onderzoeker. In de Hortus is een plant uit de tijd van Clusius nog altijd gezond en in leven. Sterker nog, Clusius plantte hem daar in 1601 zelf: een prachtige gouden regen.

map