Wat is de grootste vraag die een mens zichzelf kan stellen? Misschien wel deze: ‘hoe is alles ontstaan?’ Het is juist deze grote vraag waarop de nieuwe algemene relativiteitstheorie van Einstein een antwoord kan geven. De Leidse hoogleraar sterrenkunde Willem de Sitter ziet dit als eerste in.
Vanaf 1917 publiceerde De Sitter een reeks artikelen die onder andere betogen dat ons heelal steeds groter wordt. Daarmee beschrijft De Sitter het heelal kort na wat latere onderzoekers de oerknal noemden. Die periode heet tegenwoordig de ‘inflatieperiode’, omdat het heelal daar volgens de huidige modellen in korte tijd razendsnel - sneller dan het licht – aan omvang won.
Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden Einstein en De Sitter al uitgebreid contact. Einstein kon via De Sitter, die in het neutrale Nederland woonde, bijvoorbeeld zijn theoretische ideeën aan de Britse astronoom Sir Arthur Eddington voorleggen. Eddington kreeg het kort na de oorlog voor elkaar om Einsteins theorie over de kromming van ruimte en tijd te bevestigen met een gedetailleerde analyse van een zonsverduistering.
Na de publicatie van de algemene relativiteitstheorie gingen Einstein en De Sitter steeds nauwer samenwerken. Dat leidde uiteindelijk tot het Einstein-De Sitter model van het heelal, waarmee zij de basis legden voor ons huidig begrip van de evolutie van het universum.
Leven in de brouwerij
De Sitter werd hoogleraar sterrenkunde in Leiden in 1908, op een moment dat de Leidse sterrenkunde na een eerste bloeiperiode weer wat was ingesukkeld. De Sitter bracht echter direct weer leven in de brouwerij. Hij borduurde in Leiden voort op zijn Groningse promotieonderzoek. Daarin bestudeerde hij de manen van Jupiter, dat destijds in de sterrenkunde een belangrijk onderwerp is.
Maar zijn grootste verdienste is toch zijn werk aan de relativiteitstheorie. Door hun nauwe samenwerking komt Einstein steeds vaker naar Leiden en wordt hij in 1920 benoemd tot bijzonder hoogleraar, naast zijn gewone leerstoel in Berlijn. Meestal logeerde Einstein dan bij de beroemde natuurkundige Paul Ehrenfest, die woonde aan de Witte Rozenstraat 57. Ten tijde van de ontvangst van zijn Nobelprijs in 1921 is Einstein dus ook een Leids hoogleraar.
Springlevend
De Sitter had een zwakke gezondheid en overleed in 1934 in Leiden op zijn 62ste. Zijn berekeningen aan Einsteins theorie zijn echter nog springlevend. Zijn zogeheten ‘De Sitter Space’ duikt nog altijd geregeld in vakpublicaties op. Met zijn toepassing van de vergelijkingen van Einstein op ons begrip van het heelal legde hij de basis voor de moderne kosmologie.